Sinds 1 juni 2018 is het ook voor ondernemers mogelijk om een zogenaamde "class action" of groepsvordering in te dienen. Tot nu toe was die mogelijkheid enkel voorbehouden aan consumenten. Als gevolg van die uitbreiding wordt het nu ook voor ondernemingen mogelijk om zich bij bepaalde vormen van massaschade te groeperen en gezamenlijk één gerechtelijke procedure te voeren.
Wanneer kan zo'n groepsvordering ingediend worden?
De wet voorziet 3 voorwaarden:
-
De oorzaak van de schade is een inbreuk op een verplichting uit een contract, uit een Europese wet of uit een reeks specifieke wetten (zoals o.a. het Wetboek Mededinging, Wetboek Marktpraktijken, verzekeringswet, …). Schade de ontstaat buiten een contract valt niet onder het toepassingsgebied.
-
De "groep" moet vertegenwoordigd worden door een instantie die daartoe bevoegd is. Het gaat om de interprofessionele organisaties uit de Hoge Raad voor de Zelfstandigen en de KMO ( UNIZO, UCM, …), of om een organisatie die erkend is in een andere Lidstaat of die erkend is door de Minister van Justitie (op voorwaarde dat ze minstens drie jaar rechtspersoonlijkheid heeft).
-
Het beroep op een rechtsvordering tot collectief herstel lijkt meer doelmatig dan een rechtsvordering van gemeen recht. Het is de rechter die hierover oordeelt.
De procedure staat bovendien enkel open voor KMO’s volgens de Europese definitie:
-
minder dan 250 werknemers, en
-
jaaromzet niet hoger dan 50 miljoen euro, of
-
jaarlijks balanstotaal niet hoger dan 43 miljoen euro.
Ondernemingen die niet aan deze voorwaarden voldoen, kunnen niet toetreden tot de "groep".
Wat is de procedure en wat zijn de voorwaarden?
De vordering tot collectief herstel kent een eigen procedure:
-
Enkel de rechtbank van koophandel van Brussel is bevoegd;
-
De groep kan op twee manieren samengesteld worden:
-
Via ‘opt-in’: in dit geval wordt de groep samengesteld op basis van de ondernemers die expliciet aangeven deel te willen uitmaken van de "groep".
-
Via ‘opt-out’: in dit geval zal de uitspraak van toepassing zijn op alle ondernemers die schade hebben geleden, behalve diegene die aangeven geen deel te willen uitmaken van de "groep"
De procedure verloopt in 4 fasen:
1) de ontvankelijkheidfase
De rechter beslist binnen de 2 maanden na het indienen van het verzoekschrift over de ontvankelijkheid, over de vraag of de procedure via ‘opt-in’ dan wel ‘opt-out’ wordt gevoerd, en over de termijn binnen dewelke de ondernemers hun keuze moeten aangeven4. Deze beslissing wordt vervolgens gepubliceerd in het Staatsblad en op de website van de FOD Economie. De rechter kan ook aanvullende bekendmakingsformaliteiten opleggen.
2) de onderhandelingsfase
De wet legt een verplichte onderhandelingsfase op, waarin de partijen een minnelijke regeling moeten proberen af te spreken. Partijen kunnen trouwens op elk moment tijdens de procedure een minnelijke regeling afspreken, en kunnen zelfs de procedure gebruiken om een vooraf afgesloten akkoord te laten homologeren. De onderhandelingsfase begint wanneer de termijn voor de groepsleden om in of uit de Groep te stappen is verstreken, en bedraagt minimaal drie en maximaal zes maanden. Belangrijk: Het sluiten van een akkoord tot collectief herstel houdt geen erkenning in van aansprakelijkheid of schuld van de verweerder.
3) de gegrondheidsfase
Indien geen minnelijk akkoord kan worden bereikt, zal de rechter zelf een beslissing nemen. Hij kan uitvoering in natura opleggen, of een schadevergoeding voorzien. Indien een schadevergoeding wordt voorzien, moet die vergoeding beperkt blijven tot wat noodzakelijk is om de schade te vergoeden. De vergoeding mag dus niet dermate hoog zijn dat ze eigenlijk meer een boete is dan een vergoeding van de geleden schade. De rechter kan kiezen om een bedrag te voorzien per gedupeerde die zich aanmeldt, of een globaal bedrag dat vervolgens moet verdeeld worden over de gedupeerde die zich aanmelden;
4) de uitvoeringsfase
Zowel wanneer een minnelijk akkoord wordt bereikt, als wanneer de rechter zelf een beslissing neemt, zal een schadeafwikkelaar worden aangesteld, die de beslissing moet uitvoeren, de leden van de groep moet vergoeden,… . In het geval van een ‘opt-out’ – systeem moet de rechter een termijn bepalen binnen dewelke de groepsleden zich tot de griffie moeten richten om individueel herstel te krijgen. De schadeafwikkelaar moet vervolgens elke drie maanden verslag uitbrengen aan de rechter over de stand van zaken van de uitbetaling.
Indien een restsaldo overblijft nadat iedereen werd vergoed, kan de rechter ervoor kiezen om:
- Dit terug te geven aan de verweerder;
- Of aan de verweerde op te leggen dit saldo te gebruiken voor een compenserende vergoeding, zoals het toekennen van een algemene korting voor alle klanten gedurende een bepaalde periode, het uitdelen van een bepaald aantal kortingsbonnen, … .
Partijen kunnen ook zelf een afspraak maken over wat er dient te gebeuren met een eventueel restsaldo.