Christian Cerfont: "De Directe Steun aan Ondernemingen stelt een dertigtal ambtenaren tewerk. Hun voornaamste opdracht is financiële steun toekennen aan de KMO's (we houden ons aan de Europese definitie van de KMO: minder dan 250 werknemers en een maximale jaaromzet van 50 miljoen euro), met dien verstande dat een aantal steunmaatregelen ook toegankelijk is voor grote bedrijven (steunvormen met betrekking tot energiebesparing en milieubescherming) – ook al gaat het hier om een absolute minderheid. Ons departement beheert 21 verschillende steunmaatregelen, te vergelijken met de 150 steunmaatregelen die Brussel kent. Wat de begunstigden betreft, ontvangt onze directie jaarlijks meer dan 3000 dossiers."
De beschikbare steunmaatregelen
Christian Cerfont: "We beheren drie types van mechanismen:
- de investeringssteun die het meest bekend is om dat het ook de oudste vorm van steun is. Het oorspronkelijke mechanisme gaat immers terug naar de tijd van de wet ter bevordering van de economische expansie van 1959, die uiteraard regelmatig bijgewerkt werd;
- de zogenaamde "softe" steun, met andere woorden alle steunvormen die te maken hebben met opleidingen, consultancy en aanwerving van personeel;
- de steun voor buitenlandse handel die de bedrijven aanzet om te internationaliseren.
Van de 3.200 dossiers die we jaarlijks te verwerken krijgen, hebben er 2.500 betrekking op ofwel de "softe" steun, ofwel de steun voor buitenlandse handel. Als we bekijken welke bedrijven zich tot ons richten, stellen we vast dat vaak dezelfde namen terugkomen. We hebben klaarblijkelijk een aantal "goede klanten" die, eens ze de weg naar onze kantoren gevonden hebben, niet aarzelen om terug te komen..."
Een breuk met de investeringssteun?
Christian Cerfont: "Nee, nee, dat is een gevolg van de economische crisis. We zien duidelijk dat het aantal aanvragen van investeringssteun sinds 2007-2008 afneemt. Een aanzienlijk aantal bedrijven heeft de neiging om hun investeringsprogramma's uit te stellen tot betere tijden, terwijl ze ook steeds meer de neiging hebben om een beroep te doen op de diensten van een externe expert om hen te helpen bij het oplossen van een specifiek probleem, of ze moedigen hun personeel aan om opleidingen te volgen, vandaar het succes van de "softe" steun.
De Europese context is een ander element waarmee rekening gehouden moet worden om te begrijpen waarom de investeringssteun stilaan op de tweede plaats komt te staan. Het is een feit dat de Europese regelgevingen hieromtrent mettertijd steeds strenger zijn geworden. Ik geef u een voorbeeld: aanvankelijk konden we de vervangings- of moderniseringsinvesteringen subsidiëren; nu mogen we dat niet meer van de Europese Commissie. Voortaan moet het noodzakelijkerwijze gaan om een nieuwe investering of een uitbreidingsinvestering."
3.000 bedrijven die klant bij u zijn, is dat niet weinig?
Christian Cerfont: "Dat is inderdaad een heel kleine proportie van de volledige Brusselse bevolking. Gegevens tonen aan dat de gesubsidieerde investeringen amper 10% vertegenwoordigen van alle investeringen van ondernemingen in de 19 Brusselse gemeenten.
Men moet ook weten dat een zeker aantal bedrijven uitgesloten wordt van deze mechanismen, zoals de grote ondernemingen. Bovendien passen bepaalde sectoren perfect in onze doelgroep (industrie en ambacht, informatie- en communicatietechnologie, research & development, horeca, toerisme, kleinhandel, renovatie van gebouwen, al wat te maken heeft met het milieu), terwijl andere sectoren, die in Brussel een belangrijke rol spelen, uitgesloten worden van de steun. We denken daarbij bijvoorbeeld aan verzekeringsmaatschappijen, de banksector of aan de grote winkelcentra die enorm veel in Brussel investeren maar niet kunnen genieten van onze steun. Gelukkig trouwens dat niet alle investeringsprojecten in aanmerking komen voor onze steun, want dat zou heel pijnlijk zijn voor de gewestelijke begroting – het is immers de gewestelijke begroting die de steun integraal financiert."
De te vermijden fout
Christian Cerfont: "De vraag om financiële steun moet ingediend worden voordat de investering gelanceerd wordt. Dit kan nooit met terugwerkende kracht. In de praktijk moet er dus eerst een toelatingsaanvraag ingediend worden om de investering te kunnen doen. Vervolgens moet een tweede dossier ingediend worden met alle bewijsstukken (vooral de facturen uiteraard) en het bedrag van de premie is een percentage van de investering dat op basis van verschillende criteria 5% tot 35% van de investering bedraagt. Het gaat hier wel degelijk om investeringssteun. Voor de "softe" steun en steun voor buitenlandse handel staat het percentage van tussenkomst vast: 50%, maar ook hier is geen terugwerkende kracht mogelijk."
De afrekeningsperiode van de steun
Christian Cerfont: "De afrekening van de steun kan snel gebeuren. Wat het proces in de praktijk vaak vertraagt, is het feit dat de ondernemingen ons de bewijsstukken, vooral de facturen, niet snel kunnen bezorgen. We moeten hierbij ook in het achterhoofd houden dat we spreken over steun; dat is het uiteraard ook, maar het zou ongetwijfeld verstandiger zijn om te verduidelijken dat het om een "terugbetaling" gaat, die dus tussenkomt na de uitgave of de investering van de onderneming. Het is dus de onderneming zelf die het volledige bedrag voorschiet.
Prefinanciering bestaat bij ons niet, iets wat ondernemingen soms niet helemaal begrijpen. In bepaalde gevallen, wanneer het om zeer zware investeringen gaat – we denken daarbij bijvoorbeeld aan een drukkerij die miljoenen euro's moet besteden aan een nieuwe pers – zou het inderdaad nuttig zijn om op zoek te gaan naar een prefinanciering. We denken momenteel overigens na over deze delicate kwestie. We bekijken hoe we eventueel een mechanisme zouden kunnen uitwerken dat het mogelijk zou maken om een voorschot te storten, of tussentijdse stortingen voor grote investeringen."
De contacten met de onderneming
Christian Cerfont: "Een deel van ons team staat rechtstreeks in contact met de ondernemingen, gaande van de ontvangst van de dossiers tot het eventuele bezoek ter plaatse, waardoor we ons een visueel beeld kunnen vormen van de investeringsprojecten.
Het andere deel van het team beheert de zogenaamde "facultatieve subsidies". Het gaat eigenlijk om subsidies die overgelaten worden aan de discretionaire bevoegdheid van de minister. We zitten dus in een totaal verschillende wereld van steun aan ondernemingen die sterk afgebakend wordt door verschillende reglementeringen (die zich vertalen in uitvoeringsbesluiten op basis van gewestelijke verordeningen). Men moet ook weten dat deze "facultatieve subsidies" niet bestemd zijn voor de bedrijven maar voor organisaties die een economische actie ondernemen of een economisch evenement organiseren. Het is dus wel degelijk de minister die beslist welke organisatie gesteund wordt, maar hij moet natuurlijk wel bepaalde criteria naleven. Zo moeten deze organisaties bijvoorbeeld de ondernemingsgeest of de begeleiding van KMO's bevorderen of de commerciële activiteit ondersteunen. Onder de begunstigden van deze subsidies vinden we dus grote organisaties terug zoals BAO of GOMB, het ICHEC, Cascade (ULB), UCM, BECI, UNIZO of ATRIUM.
Het komt echter regelmatig voor dat een organisatie die een symposium of een conferentie organiseert die voldoet aan de criteria, een steun van 2000 à 3000 euro vraagt. Men moet weten dat dit op het vlak van begroting verre van verwaarloosbaar is aangezien de "facultatieve subsidies" aan organisaties (ongeveer 25 miljoen euro per jaar voor ongeveer 150 organisaties) even zwaar doorwegen als de subsidies aan ondernemingen."
Meer informatie
Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Bestuur Economie en Werkgelegenheid
Directie Steun aan Ondernemingen
Kruidtuinlaan 20
1035 Brussel
02-800 34 21